De Bergense antropoloog Allard Willemier Westra heeft een boek schreven over de ontstaans- en bewoningsgeschiedenis van Bergen. In de aanloop van de productie werkte hij nog samen met de plotseling overleden bioloog en publicist Bert Buizer, die ook de eindredactie en productie verzorgde van de zo succesvolle Atlas van het Oer-IJ gebied.
De journalist Henk-Jan den Ouden schreef in het Noordhollands Dagblad een artikel over de inhoud van het boek. Het is hier en ook op de website van de krant te lezen.
De haakwallen van Bergen
De oude straten van het dorp Bergen lopen heel anders dan in de rest van de regio: oost-west in plaats van noord-zuid. Hoe kan dat? Het blijkt uit de historie. Bergenaar Allard Willemier Westra heeft de geschiedenis van Bergen uitgebreid beschreven in zijn boek ’Uit zand en zee geboren’, dat vandaag verschijnt.
Typerend voor Bergen is de ligging op zandruggen die haaks op de kust liggen, van west naar oost: de haakwallen. Nog altijd is dat aan de loop van de wegen te zien te zien. Westra legt in zijn boek uit hoe dat is ontstaan. „Een grote gletsjer uit een van de ijstijden is allesbepalend geweest voor het landschap. Toen die ging smelten ontstond een ijsmeer. Er ontstond rond het kustgebied waar Bergen nu ligt een grote baai met zandbanken.” Er ontwikkelde zich een veenstroom vanuit het binnenland, waar de huidige Rekere een overblijfsel van is, dwars uitmondend in de baai. Aan de zijkanten daarvan ontstonden de ’haakwallen’: zandwallen die niet parallel aan de kust liggen - zoals de strandwallen waar onder meer Alkmaar, Heiloo en Limmen op liggen - maar juist haaks daarop.
De haakwallen liggen er nog, maar het is lastig om iets over de periode van meer dan duizend jaar geleden te weten te komen. Het gebied rond het huidige Bergen ligt op de rand van het land en de zee. „Het was een zeer instabiel gebied, een kweldergebied. Het landschap veranderde elke tien jaar. Alles spoelde regelmatig weg, dan vormden zich weer nieuwe duintjes, die spoelden weer weg, en later stoof alles onder met duinzand.” Vandaar dat er maar bitter weinig echte archeologische vondsten zijn gedaan die van meer dan duizend jaar terug dateren, zoals wel gebeurde op de strandwallen landinwaarts.
Wel is bekend dat de Romeinen in de buurt zijn geweest, vertelt Westra. „De Friezen leefden toen in dit kustgebied op eilandjes, in een soort splendid isolation. De Romeinen, in het bijzonder vooral de geschiedschrijver Tacitus, waren helemaal niet zo negatief over de Friezen die hier woonden. Hij vond het natuurlijk barbaren, maar wel nobele wilden, heel wat anders dan de decadentie die hij in Rome tegenkwam. Maar reken maar dat er ook bij de Friezen onderlinge strijd was. Er ontstond een sociale hiërarchie, de een was succesvoller en rijker dan de ander. Tactitus waarschuwde de Romeinen ook dat ze een gevecht met de Friezen wel eens konden gaan verliezen, omdat die het landschap perfect kenden.” De Romeinen beheersten het gebied boven het IJ niet in militair opzicht. Wel werd er veel handel gedreven.
Na het vertrek van de Romeinen rukte de zee ook weer verder op, waardoor het landschap natter werd en mensen wegtrokken uit de kustgebieden. In de achtste en negende eeuw nam de bevolking weer toe, maar toen kwamen de Vikingen. Die hielden uiteraard ook in de Friese streken huis, maar de twee volkeren konden elkaar waarschijnlijk verstaan en hadden een overeenkomstige Germaanse godsdienst, zo schrijft Westra. „Soms trokken de Friezen ook wel met de Vikingen mee op hun tochten.”
Franken
De oprukkende Franken vreesden dan ook een alliantie van de Friezen met de Vikingen, maar daar is het nooit echt van gekomen. De Franken vervingen de Friezen als heersers. Veel welgestelde Friezen bleven en onderwierpen zich aan het Frankische gezag van keizer Karel en zijn opvolgers. Zij woonden veelal op ’vroonhoven’, grote boerderijen, omringd door palissaden en sloten, soms met een kasteelachtige allure. De armere burgers zochten er bescherming. „De herenboeren gingen als de donder over naar het katholieke geloof van de Franken, dat leverde rechten op: de rechtspraak was een verlengstuk van het bestuur. Maar de gewone bevolking werd niet meteen christen en als ze dat al waren, was het een dun vernisje.”
Later viel het hofstelsel uiteen. Veel inwoners gingen proberen het veen te ontginnen en eigen landbouwbedrijven te starten. Wel waren ze gedwongen samen te werken tegen de weer groter wordende invloed van de zee. De zeespiegelstijging en inklinking en uitdroging van het veen rondom de haakwallen maakten bedijking noodzakelijk. Maar de Bergenaren woonden vooral op de oude haakwallen, de zandruggen. „Voorbeelden zijn de Baakmeergeest, aan de oostkant, en de Zanegeest, de meest noordelijke. Dat zijn archeologisch belangrijke gebieden. Er is niet veel gevonden, maar er is ook niet veel gegraven. Op de Baakmeergeest zijn potten gevonden die waarschijnlijk deel uitmaakten van een klein heiligdom. Dat blijkt ook uit de vondst van botten van dieren. Waarschijnlijk ging het om verering op basis van de dierensterrenbeelden: taurus, pegasus, canis; stier, paard en hond. Maar alles is totaal vernield.”
De Baakmeergeest werd later voorbijgestreefd door Zanegeest. Toen tijdens de Allerheiligenvloed Petten in 1421 werd weggeslagen, spoelde op Zanegeest volgens de overlevering een doosje uit de kerk van Petten aan met het bloed van Christus. Ter gelegenheid van dit ’Wonder van Bergen’ werd op Zanegeest een Kapel van het Heilig Bloed gebouwd. Deze is aan het eind van de achttiende eeuw verloren gegaan. „De haakwallen bepalen de structuur van Bergen tot de huidige dag. Op die dunne vingers in het landschap ontstonden kleine sociale eenheden, met veel sociale controle, mensen hielpen elkaar. Zanegeest, Westdorp, Oostdorp, kleine buurtschappen, de mensen kenden elkaar allemaal. Daardoor kwamen de burgers in geval van nood minder snel in de ellende.”
Ruïnekerk
Uiteindelijk werd de Kerkbuurt het centrum van Bergen. „De Franken zetten hun kerk vaak op de plaats van een Fries of Germaans heiligdom. Bij de huidige Ruïnekerk stond ooit een put, die is midden negentiende eeuw verdwenen. Dat is een sterke aanwijzing dat op de laats van de Ruïnekerk ooit een Germaans heiligdom was, want die wilden altijd water bij de hand hebben voor rituelen.”
Vanuit allerlei richtingen kwamen doodwegen uit bij de oude kerk. „De Friezen verbrandden hun doden en veel Bergenaren bleven dat doen. Dat was in strijd met de richtlijnen van de katholieke kerk, want hoe kun je ooit uit je graf opstaan als je botten verdwenen zijn? Dus er kwamen doodwegen: doden moesten via die wegen getransporteerd worden naar de kerk, waar de geestelijken de kist controleerden.” De doodwegen liepen dus uit verschillende richtingen naar de kerk en daar ontstond langzaam een centrum, de Kerkbuurt, stelt Westra. „De schout en de schepenen vestigden zich daar, de smid, en meer dienstverleners. De kerk in Bergen was eerst onderdeel van Schoorl. Later werd Bergen een aparte parochie met een eigen pastoor, en die werd de belangenbehartiger van de bevolking. Die kon in bestuurlijke zin niet voor zichzelf opkomen, dat deed de pastoor voor ze.” De Kerkbuurt werd zo het verzorgingscentrum voor de andere buurtschappen.
Protestant
„Of je in die kleine dorpsgemeenschappen katholiek of protestant was, dat speelde een minder grote rol dan de loyaliteit onder elkaar. Als je elkaars landbouwwerktuigen wilde lenen, speelde godsdienst geen rol. Een beeldenstorm heeft in Bergen eigenlijk niet plaatsgevonden en toen er in de negentiende eeuw specifiek katholieke scholen werden opgericht, vonden de Bergenaren dat niet zo leuk. De dorpsloyaliteit was belangrijker.”
De structuur van het Bergen van nu is nog steeds dezelfde. De buurtschappen zijn aan elkaar gegroeid, de verbindende wegen zijn er nog. De Westdorper Doodweg heet nu Hoflaan. De Nesdijk was de zuidelijke verbinding tussen Westdorp en Oostdorp. „De Oostdorper Doodweg werd pas in 1911 omgedoopt tot de Karel de Grotelaan.” Ten noorden van Oostdorp lag, een beetje afgelegen, Zanegeest; je moest daarvoor de Zuurvenspolder door, vandaar dat de verbindingsweg Natteweg heette, en nog heet. De oude buurtschap Baakmeerdijk in het oosten bestaat ook nu nog uit verspreide boerderijen en huizen.
(bron Noordhollands Dagblad)