In de Vroege Middeleeuwen moeten er al mensen in Castricum hebben gewoond, maar grote delen van die nederzettingen zijn inmiddels onder het duinzand verdwenen. En dan is er nog die ringburgwal. Reden genoeg voor Oneindig Noord-Holland om Hans van Weenen die er een boek over schreef uitvoerig te interviewen.
Hans Van Weenen heeft zich jaren lang verdiept in de oorsprong van duindorp Castricum. Dat moet ooit een gebied vol water zijn geweest, ook wel Oer-IJ genoemd, toen een vertakking van de Rijn bij Castricum in zee stroomde. Stel je een krekenlandschap voor waar mensen op de hoger gelegen delen gingen wonen. Ze legden akkers aan, verbouwden voedsel en hielden vee. Die vroege bewoners, zo schrijft Van Weenen in zijn pas verschenen boek, moesten zich beschermen tegen de Vikingen, die regelmatig de kusten van de Noordzee afstroopten om te plunderen. Om aan proviand te komen, vielen ze nederzettingen langs de kust aan. Van Weenen is er van overtuigd dat de kustbewoners burgen of kastelen bouwden om hun schapen, wol, leer en alles wat ze op het land verbouwden te beschermen tegen de oprukkende horden. Bron: Oneindig Noord-Holland.
Die burgen waren ronde versterkingen (vandaar de naam ringwalburg), waar de vroege bewoners in geval van dreiging met hun vee konden schuilen. De versterkingen waren omringd door een brede gracht van één meter diep. Met de grond die ze uitgroeven werd een wal van vermoedelijk acht meter breed en drie meter hoogte opgetrokken en op die wal zetten ze dan weer een houten palissade neer.
Bron: Oneindig Noord-Holland. Lees hier het volledige artikel.