Maandag 29 juni is op het Bakkummerweidje aan de eind van de Madeweg in Bakkum uitgebreid archeologisch onderzoek naar sporen van het kasteel van Floris van Bakkum, dat hier in de Late Middeleeuwen moet hebben gestaan. Senior Specialist Geofysica Joep Orbons uit Eijsden bracht met gevoelige apparatuur onder het weiland en een Oer-IJ geul met wadplaten en schelpenbanken in beeld, maar van enige bebouwing is niets duidelijk.
De verwachtingen waren hooggespannen. Uitgebreid literatuuronderzoek en nadere bestudering van oude kaarten en luchtfoto's door amateur archeoloog Hans van Weenen uit Castricum wezen op de mogelijke aanwezigheid van het verdwenen kasteel en rechtvaardigden veldonderzoek ter plaatse. Hem waren afwijkende patronen in het landschap opgevallen, die konden verklaard worden door de menselijke activiteiten. Ook Joep Orbons vonk van een aannemelijk verhaal.
In Bakkum ging het om een elektromagnetisch onderzoek, waarbij als het ware door de grond heen wordt gekeken. Voor deze gevallen niet-destructieve methode hoeft niet te worden gegraven. Detectoren meten de weerstand in bodem, waardoor profielen van bebouwing digitaal zichtbaar worden gemaakt.
Richard Exaltus, archeoloog van Archeopro, akte aanvullende grondboringen. Ook langs de slootkanten werd met detectieapparatuur nog gezocht naar sporen die op vroege bewoning kunnen wijzen. Daarvoor werden onder leiding van Rino Zonneveld, vrijwilligers van de Stichting Werkgroep Oud-Castricum ingezet.
De werkzaamheden waren uitgevoerd met Linda Verniers, Adviseur Archeologie en Senior KNA Archeoloog van NMF Erfgoedadvies. De gemeente Castricum gemaakt het onderzoek financieel mogelijk. Wethouder Ron de Haan kwam maandag persoonlijk poolshoogte nemen.
In 2018 ontdekte Hans van Weenen ook de resten van voormalig de kasteelplaats 't Blockhuijs bij de Oosterbuurt in Castricum. Van Weenen is actief als bestuurslid van de Stichting Oer-IJ. Vanuit dit burgerinitiatief wordt nagedacht hoe in het landschap voor het publiek smaakvol kan worden gemaakt dat hier in de periode tussen 1000 en 1500 veel kastelen hebben gestaan. Croonenburg en Oud Haerlem zijn andere voorbeelden van verdwenen burchten.
Het Bakkummerweidje is eigendom van Landschap Noord-Holland en wordt verpacht aan de agrariër Michiel Mooij.
Eigen onderzoek
Hans van Weenen, van beroep wetenschappelijk duurzaamheidmanager, is in zijn vrije tijd actief als amateurhistoricus. Hij deed eerder onderzoek naar verdwenen kastelen in Kennemerland en publiceerde daarover een uitgebreid artikel in het jaarboek in 2020 van de Werkgroep Oud Castricum. In zijn speurtocht naar het kasteel van Floris van Bakkum zorgde een akte uit 1333 voor een eerste aanknopingspunt.
,, Daarin staat dat Floris zijn hofstede te Bakkum, waar zijn vader op gewoond had, als een vrij eigen goed heeft opgedragen aan Graaf Willem III. Bij de hofstede hoorden ook drie stukken land liggende aan de westzijde en het lage land erachter en ervoor. Graaf Willem III beleent Floris van Bakkum ontmoette deze hofstede en dat land. ''
Om na te gaan waar de hofstede zou kunnen zijn gelegen werden eerst de oude veldnamen in Bakkum bestudeerd. Waardoor kwam al snel de naam 'Bakkummerweidje' naar voren. ,, Er liggen veel meer weidjes bij Bakkum, maar het 'Bakkummerweidje' viel op een bijzondere vorm en omdat er in het Oud-Rechterlijk Archief van Bakkum geen enkele transactie van was te vinden. Het bleek heel lang eigendom te zijn geweest van de kerk Limmen, een aanwijzing voor hoge ouderdom van het perceel. ''
Als bijzonder perceel komt het op oudere kaarten niet voor. Er werden luchtopnamen en satellietfoto's van het gebied bekeken. ,, In het Bakkummerweidje leken verschillende structuren te liggen, die door enkele rechte kanten niet van natuurlijke oorsprong kunnen zijn. Op hoogtekaarten en op de geomorfologische kaart van Nederland blijkt het Bakkummerweidje heel laag te liggen, midden in een oude Oer-IJ-geul. Een satellietfoto uit de droge zomer van 2018 gaf voor mij de doorslag. Er zijn duidelijke sporen op zichtbare van enkele naast elkaar liggende structuren. ''
Volgens Hans van Weenen is het bijzonder dat het Bakkummerweidje aan het einde van de Madeweg ligt, een circa 800 meter lange, doodlopende weg. ,, Langs de Konkeltocht, een zijarm van de Schulpvaart. Volgens archiefgegevens heet het perceel aan de noordkant 'de Konkel' en was daar een 'Konkelvoort', een doorwaadbare plaats. Aan de westzijde van het Bakkummerweidje ligt een stukje land met de veldnaam 'Zeelrietje' van 'Seeltje', wat er op het bestaan van een sluisje wordt gezegd. Het ligt aan de oostzijde van het 12e-eeuwse Zeerijdtsdijkje. ''
Volgens deskundigen van de Stichting Menno van Coehoorn is er sprake van een watertje met een getenailleerde vorm die waarschijnlijk rond 1800 is vastgesteld. De bijzondere vorm zou een relatie kunnen hebben met de opstelling van de Franse en Nederlandse troepen in de omgeving van Castricum in oktober 1799 en de daarna volgende gevechten tegen de Russen en de Engelse troepen. Maar dat is een ander verhaal uit de geschiedenis van Castricum en het Oer-IJ gebied.
Op de foto: Wethouder Ron de Haan laat zich bijpraten door onderzoeker Joep Orbons. Links Hans van Weenen.
Henk Waal maakte een beeldverslag van het onderzoek. Klik hier om het filmpje te kunnen zien.