Terug naar het overzicht

Bergen

Ruïnekerk - gemeente Bergen

Bergen is de overkoepelende naam voor een op 1 januari 2001 samengevoegde gemeente met als woonkernen Bergen, Bergen aan Zee, Egmond aan Zee, Egmond aan den Hoef, Egmond Binnen, Schoorl en Groet. 

Er is geopperd dat de benaming Egmond zou verwijzen naar de monding van een watertje Egg of Egge dat ter hoogte van de Egmonden in de zee uitmondde. Mogelijk was dit dan een zijtak van de Rekere of zelfs van het Oer-IJ. Ook zou de benaming kunnen verwijzen naar het adellijke geslacht Huis Egmont.

Deskundigen gaan echter uit van het begrip heeg-munde, dat ‘omheinde sterkte’ betekent en zo een relatie legt naar de oude graven van Holland en West-Friesland voor wie Egmond een van de steunpunten van hun gezag was.

In Egmond-Binnen ligt de oorsprong van het graafschap Holland en van de drie Egmonden. Ver voor onze jaartelling leven hier op een strandwal onder moeilijke omstandigheden al boeren en vissers. Sporen daarvan zijn uitgewist door de zee of bedolven onder vele meters stuifzand. In de 7e eeuw daalt de zeespiegel en ontstaat een nederzetting op de plek waar nu de Adelbertusakker is. Dit is het oudste Egmond, dat in oude geschriften ook wel Eckmunde, Hecmunde of Egmunde wordt genoemd.

Iers/Engelse monniken, zoals Willibrordus en zijn metgezellen, landen rond 690 met een bootje op de kust om in de Lage Landen het evangelie te verkondigen. Of Sint Adelbert daar dan al bij is, staat niet vast, maar volgens de overlevering komt hij na enige omzwervingen in de omgeving van Egmond terecht. De legendes en jaartallen in het verhaal van Sint Adelbert mogen we misschien niet letterlijk nemen, maar de hem toegedichte eenvoud, beminnelijkheid en open levenshouding, spreken mensen aan tot op de dag van vandaag. Adelbert sterft en zijn volgelingen bouwen een kerkje op zijn graf in het oude Egmond op de plek die wij nu de Adelbertusakker noemen. Pelgrims komen het ‘wonderdadig’ gebeente vereren en de kerk bouwt daardoor een groot landbezit op. Bijna twee eeuwen later gaat het graf weer open…

In het jaar 922 geeft koning Karel de Eenvoudige van West-Francië deze kerk te Egmond met al het grondbezit eromheen in leen aan Dirk I, de eerste graaf van Holland. Dit is een belangrijke gebiedsuitbreiding, alleen schijnt het rond de kerk nogal te stuiven. De bewoners van Egmond trekken geleidelijk aan anderhalve kilometer landinwaarts naar het oude Hallum. De naam Egmond verhuist dan mee en gaat over op Hallem. Egmond-Binnen heette dus vroeger Hallem.

Graaf Dirk I sticht in Hallem in het jaar 922 een nieuw houten kloostertje. Met pauselijke toestemming laat hij daar het opgegraven gebeente van Sint Adelbertus overbrengen. Op de plek van het oorspronkelijke graf welt helder duinwater op en vanaf dan zijn er twee bedevaartplaatsen. De bron, die later de Adelbertusput heet, trekt van heinde en ver pelgrims aan die er genezing zoeken.

Dirk I laat in het kloostertje een twintigtal nonnen bidden voor het zielenheil van de grafelijke familie. De relieken van Sint Adelbert trekken vanouds veel belangstelling, maar na twee maal brand is er helaas nog maar weinig van over. Omstreeks het jaar 950 laat Dirk II, zoon van Dirk I, een stenen abdij bouwen. Voor de nonnen komen monniken uit Gent in de plaats omdat die weerbaarder zijn. De zoon van Dirk II is de invloedrijke aartsbisschop van Trier die hier zijn gunsten verleent want kerk en staat zijn nauw met elkaar verweven.

Door toedoen van de graven van Holland, krijgen de monniken zeggenschap over uitgestrekte gebieden. Het beheer geven zij in handen van rentmeesters die de functie erven en steeds machtiger worden: de stamvaders van het geslacht Egmont met een eigen slot en slotkapel. De monniken hebben grote invloed op het ontginnen en bedijken van het gebied en op het vervoer over de vaarwegen. Al rond 1050 leggen zij de Zanddijk aan, later ook de Hogedijk en de Krommedijk.

In 1568, aan het begin van de 80 jarige oorlog, plundert afgedankt krijgsvolk van Hendrik van Brederode de abdij. In 1572 vernielt de bende van Sonoy de bibliotheek en een jaar later steken geuzen de gebouwen in brand. Van het middeleeuwse klooster resten dan de beschadigde abdijkerk en Buurkerk. De gehavende torens zijn nog eeuwen een baken voor de scheepvaart. Herbouw blijft heel lang een ‘roomsche droom’, ook door anderen gesteund. Pas in 1934 verrijst een nieuwe abdij en in 1935 komen er weer monniken naar Egmond-Binnen.

(meer op de website van de historische vereniging).

Dorp Bergen

Ook Bergen is een dorp met een lange geschiedenis. Aan de Oosterdijk op Zanegeest, op de uiterste rand van de oude strandwal, is een urn gevonden uit de 2e eeuw na Christus. Het betreft Fries aardewerk van 20 cm hoog, gebruikt om de asresten van een overledene in te bewaren.

Al in de 8ste eeuw wordt Bergen genoemd in stukken van het bisdom Utrecht. Het dorp krijgt in de 12e eeuw de status van Ambachtsheerlijkheid. In 1428 wordt het een hoge heerlijkheid, wat wil zeggen dat de Heer van Bergen straffen mag opleggen tot en met de doodstraf aan toe.

Een bijzonder zware noordwesterstorm, de Sint Elisabethsvloed, veroorzaakte in de nacht van 18 op 19 november 1421 overal langs de kust en in het binnenland overstromingen, waardoor onder meer het oude dorp Petten door de zee werd verzwolgen. De naam van de vloed is ontleend aan de naamdag van de katholieke heilige Elisabeth. Een hostie uit de kerk van Petten spoelde aan in een doosje in Zanegeest, Bergen. Het zeewater uit het doosje kleurde na een tijdje rood, wat als ’het Mirakel van Bergen’ bekend raakte.

Het Mirakel van Bergen bracht een grote toeloop van pelgrims teweeg, zodat in de periode 1450-1520 een flinke pelgrimskerk werd gebouwd, de grootste van Noord-Holland. De huidige Ruïnekerk is wat resteert van deze grote kerk.

In 1566 werd het Bergermeer drooggelegd in een gezamenlijk project van de Heer van Bergen, Hendrik van Brederode, en de Heer van Egmond, Lamoraal, die tegelijkertijd het Egmondermeer drooglegde. Beide Heren speelden een grote rol in het begin van de 80-jarige oorlog tegen de Spanjaarden: Lamoraal werd in 1568 onthoofd in Brussel, Hendrik was voor zijn overlijden in 1568 de lei

In 1570 zette de Allerheiligenvloed de Bergermeer weer onder water. Door de oorlogshandelingen en de afhandeling van de erfenis van Hendrik van Brederode duurde het tot eind 1579 dat de polder opnieuw was drooggelegd.

Van 21 augustus tot 8 oktober 1573 slaan de Spanjaarden het beleg voor Alkmaar. De gehele omgeving, ook Bergen, wordt geteisterd. Na de aftocht van de Spanjaarden wordt de grote pelgrimskerk begin 1574 door of op gezag van Diederik van Sonoy, gouverneur van Willem van Oranje in Noord-Holland, deels verwoest, waarschijnlijk uit vrees dat de Spanjaarden weer terug zouden komen.

Het koorgedeelte is sindsdien als protestantse kerk in gebruik, de rest is ruïne. In 1799 werd de kerk tijdens de inval van de Russen en Engelsen verder beschadigd. Een expeditieleger van 24.000 Engelsen en Russen landde in augustus en september 1799 bij Groote Keeten en Den Helder; even zoveel Bataven (Nederlanders) en Fransen kwamen tegenover hen te staan. Op 19 september werd slag geleverd bij Bergen, op 2 oktober bij Egmond aan Zee en op 6 oktober in de duinen bij Castricum. De bedoeling was Nederland uit de invloedssfeer van de Fransen te halen en tevens het Huis van Oranje weer aan de macht te helpen, maar zover is het niet gekomen: het Engels-Russische leger capituleerde op 18 oktober 1799 in Alkmaar.

Meer op de website van de historisch vereniging.