Terug naar het overzicht

De ontdekking van een echt Oer-IJ-kasteel

’t Blockhuijs
Hans van Weenen
 De kasteelplaats Cronenburg ten zuidoosten van Castricum. Elektrische weerstandsmetingen van RAAP Archeologie (Soonius & Schute 1997) geprojecteerd op een luchtfoto van Willy Metz, genomen vanuit het noorden. Direct voor boerderij Cronenburg bevinden zich de resten van kasteel Cronenburg. De ingetekende contouren berusten op gegevens van Johannes Rollerus, 1728. Onderaan tegen de Hendriksloot werd in 1996 een tweede structuur ontdekt. Collage Hans van Weenen. 

Vroege Middeleeuwen

In het mondingsgebied van het Oer-IJ lag oorspronkelijk een grote zandplaat, met aan alle kanten water. Vanaf de IJzertijd zijn daar mensen op gaan wonen en in de Vroege Middeleeuwen ontstond er het dorp Castricum. Dat ontstaan vroeg om nader onderzoek. Schriftelijke bronnen over Castricum in de Vroege Middeleeuwen zijn echter zeer schaars. Ze bestaan uit enkele akten over schenkingen van grond aan de Abdij van Egmond.

Om een beeld te krijgen van de oorsprong van het dorp zijn we daarom aangewezen op andere bronnen van informatie. Door archeologische opgravingen is er veel bekend van bepaalde locaties, zoals de Oosterbuurt. Maar voor een completer overzicht zijn kadastrale kaarten uit 1832 een belangrijke bron. Zij geven de sporen weer die boeren door hun werk gedurende vele eeuwen in het landschap hebben achtergelaten. De kaarten zijn een momentopname, een afdruk van de som van allerlei processen. Ze bevatten veel gegevens, die door onderzoek kunnen leiden tot interpretaties van het verleden, waaruit nieuwe inzichten kunnen ontstaan.

Op die kadastrale kaarten staan nummers van percelen. Bij de kaarten horen tabellen met voor elk perceelnummer gegevens over de eigenaar, het soort eigendom en de grootte in 1832. Een andere bron die goed op die kadastrale kaarten aansluit, is het Oud Rechterlijk Archief (ORA) van Castricum. Daarin zijn grondtransacties beschreven die plaatsvonden in de periode 1580-1811. Bij elke transactie worden vermeld: de datum, verkoper, koper, object, veldnaam, oppervlakte en de naastgelegen percelen in de vier windrichtingen. Ter bevestiging staan de namen van de schout en de schepenen eronder. Leden van de Werkgroep Oud-Castricum hebben zich jarenlang ingespannen om al die beschrijvingen in goed leesbare teksten om te zetten. Zo maakten zij een enorme hoeveelheid historische gegevens voor onderzoek toegankelijk.

Hoogten

In de Vroege Middeleeuwen zullen mensen vooral op de hoge plekken zijn gaan wonen. In het ORA zijn daarvoor veel aanwijzingen te vinden. Zo komen er veldnamen in voor met de woorden: ‘geest’, ’hoog’, ‘berg’, ‘dorp’, ‘croft’, ’woerd’, en ‘werf’. Het ORA bevat twee vermeldingen van de veldnaam ‘de oude werf’ waarvan er een, uit 1677, onze aandacht trekt. Het gaat om de volgende beschrijving van een hypotheek: “de oude werf en ’t elsbos met het voorhof, belend tenO de Blockhuijs venne van Cornelis Bancrisz, tenZ de Hoffvennen van de selven, tenW de Voorweijdt van Aerjan Pancrisz, tenN de Achterwerf,…” Kennelijk zijn er bijeen liggende stukken land met drie verschillende veldnamen. Rondom die stukken liggen drie andere percelen, met bijzondere namen. Ten noorden van deze cluster van veldnamen ligt de ‘Achterwerf’, waarmee zeer waarschijnlijk de ‘Achterweg’ wordt bedoeld.

Voor ‘werf’-namen in Castricum is er ook nog een andere bron. De historicus Kort noemt als werfnamen: ‘heemwerf’ (in een akte in 1338), ‘de nieuwe werf’ (in 1395), ‘de oude heemwerf…’ (in 1472), en ‘de nieuwe werf’ (in 1673) (Kort 1997, p.3). Maar wat is nu eigenlijk precies de betekenis van het woord ‘werf’? Daarvoor werd een publicatie van Blok geraadpleegd. Hij onderscheidt de volgende drie betekenissen: de grondbetekenis “hoogte”, de betekenis “boerenerf” en die van “dam, dijk, helling, scheepswerf, timmerwerf”. Hij noemt ook Heemwerftoponiemen die hij een interessante samenstelling acht van heem “= woning”, met werf. Een andere bron, het Middelnederlands Woordenboek (MNW), geeft als betekenis van ‘heemwerf’: ‘afgesloten, omheind of door water omgeven erf’. Blok vermeldt overigens ook de Nieuwe Werf in Castricum uit 1395 (Blok 1958).

’t Leen

In een leenakte van 1 september 1338 maakt ridder Jan van Pollanen bekend dat Claes Heeren Dircx zone: “my upgegeven hevet, tot eene vryen eygen syn huysinge daer hy nu ten tyden in wont, metten heemwerve ende alle dat hy daer up maket off maken doet, ende een acker lants alre naest der lane an die westzyde, liggende ende staende binnen die Ambachten van Castricum.” (Nassause Domeinraad: Leen 157). Een Nieuwe Werf komt voor in een Leen aan Dirck Lesse Claes Heeren dircxz die zijn huis en werf houdt, maar ook nog de “Nuwenwerf ende den Elsbosch metten Voorhoefden”. Dit goed droeg hij op aan de heere van der Leck, “omdat hij thuys verset hadde.” (Nassause Domeinraad: Leen 158). In het ORA komt dit leen ook voor in 1673. Het betreft een akker land: “…groot 200R, gemeen of te annex een stuk land, genaamd de weijt daer het Blockhuijs Van der Leck op gestaen heeft, dat leen is en hem comp. toebehoort,…” (ORA 1673). In 1677 geldt als onderpand: “de helft van 47R land, belend tenO Aerjan Florisz, tenZ en tenW het Leen, tenN de Achterwegh.” (ORA1677) En in 1805 verkoopt men hier ‘de Hofstee en ’t Leen’, en ‘de Laan’. (ORA 1805)


Bekroning

Ineens was daar het besef, een onvergetelijk moment. Een hobby van tientallen jaren werd geheel onverwacht bekroond. De verkenning van het voorkomen van de veldnaam ‘werf’ in het ORA, bedoeld om meer inzicht te krijgen in het ontstaan van Castricum in de Vroege Middeleeuwen, leidt tot een zeer bijzondere ontdekking.

In 1338, woont er in Castricum een leenman in een huis met een heemwerf, een huis dat door zijn zoon wordt verplaatst. Het is een kasteel dat later de naam ’’t Blockhuijs’ zou krijgen. De eerste vermelding ervan in het ORA is in 1580 met de veldnaam ‘dat Vennetgen bij ’t Backhuijs’ [’t Blockhuijs’] (ORA 1580). De vele veldnamen aldaar leidden uiteindelijk tot de vaststelling van de meest waarschijnlijke locatie van de kasteelplaats aan de Achterweg, tegenwoordig de Doodweg genaamd.


Bevestiging

Op 20 augustus 2016 ging er over deze ontdekking een brief naar de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, Gedeputeerde Staten van Noord-Holland, en de gemeente Castricum (van Weenen 2018). De gemeente reageerde enthousiast.

Archeoloog Menno Dijkstra werd ingeschakeld om na te gaan of de ontdekking kon worden bevestigd. Hij raadpleegde eerst het Archeologisch Informatiesysteem Archis. Daarin stond dat aan de Doodweg een middeleeuwse kandelaar was gevonden. Hij analyseerde alle gevonden gegevens over de locatie van de kasteelplaats, en voegde er nieuwe aan toe. Zijn conclusie was dat op basis van het onderzoek naar oude perceelnamen en leenregisters, in het gebied vlak ten zuiden van de boerderij aan Doodweg 10, een kasteelterrein gelegen moet hebben van iemand van lage adel. De eerste vermelding van het leengoed dateert van 1338.

Later wordt de naam ‘Blockhuijs’ gebruikt, een naam die in theorie kan teruggaan tot in de 14e eeuw. Verder adviseerde hij om in een gebied van bijna 2,5 ha een inventariserend onderzoek uit te voeren door middel van non-destructief geofysisch onderzoek (Dijkstra 2017). De gemeente gaf daarop Joep Orbons van ArcheoPro opdracht dat onderzoek uit te voeren. Op 15 maart 2018 werden elektromagnetische (EM) metingen gedaan op 50 cm, 100 cm en 150 cm onder het maaiveld. Dat wees op sporen van een gracht. Daarbinnen werden elektrische weerstandsmetingen en grondboringen verricht. De resultaten werden met kaarten zichtbaar gemaakt (Exaltus & Orbons, 2018).


Ligging

Tussen de Breedeweg en de Doodweg ligt een geest, een vroegmiddeleeuws akkercomplex. Het kasteel ’t Blockhuijs lag zuidelijk van het midden van deze geest. Daar bevond zich een restant van een geul van het Oer-IJ (De Roo 1953). Het Melklaantje dat de Breedeweg verbindt met de boerderij van Piet van der Hulst aan de Doodweg, was waarschijnlijk de oprijlaan naar het kasteel. In de Middeleeuwen waren er vele geesten in Castricum. De ‘Breewechergeest’ is echter de enige geest die vrijwel compleet bewaard is gebleven. Deze combinatie van geest en kasteel lijkt veel op die van de Heemskerkergeest en het kasteel Marquette in Heemskerk. Het kasteel Blockhuijs stond op een heemwerf, door water omringd. De heemwerf bestond uit een voorhof met een elsbos, naast een oude werf met een huis, en later een nieuwe werf waarop een nieuw huis werd ‘getimmert’. ‘Huis en Hofstad’ waren een Leen, beschermd door water uit een oude Oer-IJ geul. Het kasteel ’t Blockhuijs was een echt Oer-IJ-kasteel.