Het stroomgebied van het Oer-IJ
Langs het Oer-IJ zelf lagen rond het begin van onze jaartelling lage oeverwallen en overstromingsvlakten, en misschien hier en daar ook wel wat ooibos (rivierbegeleidend bos), hoewel voor dat laatste tot nu toe weinig concrete aanwijzingen zijn gevonden. Dichter bij de monding, waar het zoute water van de zee door getijdenwerking kon doordringen, zullen kwelderachtige begroeiingen hebben overheerst. Meer naar het binnenland bevonden zich uitgebreide veengebieden met hoogveenvegetaties. Om de natuur van het huidige landschap goed te kunnen begrijpen moeten we bekijken hoe de mens het landschap en de natuur van dit gebied in de loop van de eeuwen door ontginning, agrarisch gebruik en verstedelijking heeft beïnvloed. Deze beïnvloeding vormt het centrale thema in bijna alle hoofdstukken van dit boek. Het duingebied was te onaantrekkelijk, te schraal en te droog, en het veenmoeras te nat en te ontoegankelijk voor de eerste pioniers. Zij vestigden zich daarom juist in het tussen die twee gelegen stroomgebied van het Oer-IJ.
Boven: Inundatie bij Fort Krommeniedijk, maart 2011. VLIEGERFOTO TOM KISJES.
Rechts: Grutto, een van de meest bedreigde weidevogelsoorten.
---------------
In de polders van de strandvlakte tussen de binnenduinrand en het veengebied treffen we merendeels intensief gebruikt cultuurgrasland aan, vaak ook gescheurd voor de teelt van snijmais als ruwvoer. Verder is de infrastructuur van de A9 en de spoorlijn hier nu op veel plaatsen beeldbepalend. Op enkele plaatsen vinden we plekken waar de natuur meer de ruimte krijgt, zoals in en rond de eendenkooi bij Uitgeest (ook een oude gebruiksvorm!) en op de terreinen van de Stichting De Hooge Weide langs het fietspad tussen Castricum en Uitgeest. Bij de eendenkooi treffen we nog enkele percelen Dotterbloemgrasland, en op de terreinen van De Hooge Weide vindt een herstel van bloemrijke hooilanden plaats. Verder vinden we hier vooral veel weidevogels, over dit fenomeen volgt nog een aparte paragraaf. Ook de recent aangelegde waterbergingen langs de Schulpvaart (in de bedding van het Oer-IJ) bieden nieuwe kansen voor de natuur. De strandwallen zelf zijn sinds de ontginning al eeuwen intensief in gebruik voor met name tuinbouw, maar zijn de laatste decennia bijna geheel volgebouwd met woningen en bedrijven.
Boven: bloeiende struikheide in de Haddingsbraak, ook wel Spaarnwouderven genoemd.
Rechts: Pijlkruid komt vaak voor in kwelgebieden.
--------------
Braken en braakjes
In de eerste eeuwen na de ontginning van het veengebied waren de dijkjes, die het nieuw ontgonnen land moesten beschermen tegen hoog water vanuit het IJ nog niet afdoende. Bij zware stormen is het IJ op verschillende plaatsen door de nog lage dijkjes gebroken. Daarbij ontstond ter plekke van de doorbraak door uitspoeling een dieper gat. Naderhand werd de dijk daar meestal omheen gelegd. Deze uitspoelingsgaten worden in het rivierengebied wiel genoemd, maar dragen in Noord-Holland de naam ‘braak’. Langs de randen van een braak ontwikkelt zich meestal een oevervegetatie, waardoor de braak, afhankelijk van omvang en diepte, na kortere of langere tijd dichtgroeit. Die verlanding begint met een voedselrijke rietvegetatie, maar deze wordt dan schraler en eindigt in veenmosrietland en soms zelfs veenheide.
Als je in zo’n dichtgegroeide braak met een grondboor aan de gang gaat kan je prachtig deze opeenvolging zien van rietveen naar rietzeggeveen en vervolgens naar mosveen. In het agrarisch cultuurlandschap waren deze braakjes daardoor ook – naast de oevers van wateren als Limmer Die, Weijenbus en Vroonmeer – plaatsen waar de natuur van oevervegetaties zich kon handhaven. Langs de Noorder IJ- en Zeedijk die van Zaandam via Nauerna en Buitenhuizen naar de Noorderbuitendijken (golfbaan Heemskerk) loopt, maar ook langs de Spaarndammerdijk tussen Halfweg en Spaarndam, zijn nog diverse van dergelijke (al dan niet dichtgegroeide) braken en braakjes te vinden.
In het natuurgebied van het Zeerijdtsdijkje (Bakkum-Noord) is op een aantal percelen de voedselrijke bovenlaag weggehaald zodat aan kwel gebonden moerasvegetaties kunnen terugkeren. In het nabijgelegen gebied De Hooge Weide is dat al wat langer geleden gebeurd, wat tot een spectaculair herstel van bloemrijke graslanden met onder meer dotterbloem, ratelaar, echte koekoeksbloem en verschillende soorten orchideeën heeft geleid.
Forten van de Stelling van Amsterdam De forten van de Stelling van Amsterdam vormen wat natuur betreft, eilandjes op zich – het zijn droge elementen in een nattere omgeving. Het fort zelf is meestal bedekt met aangevoerd (duin)zand, waarin vaak enkele soorten planten en insecten uit het herkomstgebied zijn meegereisd en zich hebben kunnen handhaven. De fortgracht is meestal veel dieper dan de polderwateren en heeft vaak schoner water. In verband met de oorspronkelijke militaire functie waren de forten ontoegankelijk en daardoor een oase van rust. Het oorspronkelijke verdedigingsprincipe van de Stelling van Amsterdam was het kniediep onder water zetten van het terrein in het schootsveld, aan de buitenzijde van de ring van de Stelling . Dit heeft Landschap Noord-Holland geïnspireerd om in het voorjaar, als de weidevogels terugkeren, enkele percelen bij fort Krommeniedijk (ondiep) onder water te zetten. Dit vormt weer een imitatie van de situatie in de oorspronkelijke natuurlijke broedgebieden – overstromingsvlakten van rivieren – van onze weidevogels in Oost- en Noord Europa.
Boven: De grote braak bij Nauerna.
Rechts: Rietorchissen in de Hooge Weide nabij Bakkum-Noord.
---------------
Ook in het Oer-IJ-gebied zijn fraaie voorbeelden te vinden van natuurherstel van graslanden: De Hooge Weide bij de Zeeweg Limmen-Castricum, de Groote Ven tussen Castricum en Uitgeest, en de graslanden bij Marquette met de waterberging Noorderveld.
Terugblik en vooruitblik
Het landschap van het Oer-IJ is mensenwerk. Maar lange tijd bleef er in het landschap ook veel ruimte voor natuur: weidevogels, bloemrijke hooilanden, vlinders enzovoort. In de vorige eeuw is daar verandering in gekomen, vooral na de Tweede Wereldoorlog zijn landbouw en veeteelt sterk geïntensiveerd en eisten infrastructuur en dorps- en stadsuitbreiding hun tol. Als reactie hebben natuurorganisaties terreinen die nog een beetje extensief werden gebruikt aangekocht om dat beheer voort te zetten en de natuurwaarden te behouden. Daardoor vinden we natuur zoals weidevogels en bloemrijke graslanden tegenwoordig vooral op speciaal (‘ouderwets’) beheerde terreinen.
In de afgelopen decennia is ook veel ervaring opgedaan met het herstel van natuur op voormalig intensief gebruikt agrarisch land, met name de Stichting De Hooge Weide heeft hier spectaculaire resultaten mee geboekt. Ook zijn in combinatie met waterbergingen op diverse plaatsen natuurterreinen gecreëerd in het Oer-IJ gebied: in het Noorderveld bij Heemskerk, langs de Schulpvaart bij Castricum en bij Limmen-Zuid (hier in de bedding van het Oer-IJ zelf), en in combinatie met maatregelen van de Kaderrichtlijn Water ook langs het verder richting Akersloot gelegen deel van de Schulpvaart (het project klimaatbuffer Schoonwatervallei).
In de komende jaren zijn van deze combinatie van natuur en waterbeheer waarschijnlijk nog wel meer projecten te verwachten. Wat zou het mooi zijn als we daarmee een keten van natte natuurterreintjes zouden kunnen realiseren, die ons gebied langs de Noorder IJ- en Zeedijk met Waterland en het IJsselmeer verbindt, en een tweede verbinding ontstaat die via Spaarnwoude en Amstelland naar het Vechtplassengebied loopt. Het Oer-IJ-gebied vormt nu een groene buffer tussen de verstedelijkte gebieden van Zaanstad, IJmond/Haarlem en Alkmaar. Ten zuiden van het Noordzeekanaal is deze bufferfunctie geformaliseerd in het recreatiegebied Spaarnwoude, maar ook ten noorden van het IJ is het belangrijk om een aantrekkelijke open en groene ruimte te behouden tussen de verstedelijkte gebieden. Het blijkt hoe langer hoe meer dat een goede balans tussen stedelijke voorzieningen enerzijds en een aantrekkelijke groene omgeving anderzijds een belangrijke vestigingsfactor is. De generaties na ons zullen ons dankbaar zijn als we er in slagen de groene kwaliteit van het buitengebied te behouden.