Linies en inundatie
De inwoners van het huidige Nederland hebben zich eeuwenlang met behulp van ringwalburgen, kastelen, vestingsteden, (water)linies, forten en stellingen verdedigd tegen aanvallen van vijandelijke legers en andere ongewenste indringers. Het Nederlandse landschap bood voldoende gelegenheid om de verdediging te ondersteunen. Het gebruik van inundaties kreeg een belangrijke impuls tijdens de Tachtigjarige Oorlog.
Geuzenleider Diederik Sonoy maakte veelvuldig gebruik van inundatie. Hij organiseerde de eerste waterlinie dwars door Noord-Holland tussen Petten en Monnickendam. Tijdens het beleg van Alkmaar in 1573 zette hij de sluizen bij Krabbendam en Aartswoud open. Bewaakt door soldaten stroomde er voldoende water door de sluizen om de Zijpepolder vol te laten stromen. Mede door de waterdreiging trok het Spaanse leger weg bij de poorten van Alkmaar.
Tussen 1805 en 1810 liet militair ingenieur Cornelis Kraijenhoff de Posten van Kraijenhoff aanleggen, de eerste kringstelling rond de hoofdstad. Deze posten moesten Amsterdam beschermen tegen een eventuele aanval van de Engelsen. In 1874 werd met de Vestingwet besloten tot de aanleg van de Stelling van Amsterdam. Deze kringstelling van permanente verdedigingswerken is tussen 1880 en 1914 aangelegd.
De Stelling is 135 kilometer lang en de 42 forten en 4 batterijen liggen op 15 tot 20 kilometer van het centrum van de hoofdstad. De Stelling van Amsterdam was primair een waterlinie. De verdediging was gebaseerd op het principe van inundatie. In geval van vijandelijkheden zouden grote delen van het gebied rond de hoofdstad onder water worden gezet. De diepte van het water was niet meer dan 40 centimeter, te ondiep om te bevaren en te diep om doorheen te waden met geschut en wagens. De vijand zou dan niet verder richting van de hoofdstad op kunnen rukken. Hierbij zou Amsterdam fungeren als zogenaamd nationaal reduit, oftewel het laatste bastion van Nederland. Op kwetsbare plekken waar bijvoorbeeld de waterlinie werd doorkruist door dijken, wegen of kanalen, werden forten en batterijen aangelegd
De wisselwerking tussen landschap en Stelling
In het Oer-IJ-gebied zijn veel elementen herkenbaar die te maken hebben met het militair landschap behorende bij de Stelling van Amsterdam. Het meest zichtbaar zijn de forten, met bijbehorende batterijen en kruit - magazijnen. De belangrijkste elementen staan aangegeven op bijgaande kaart die is gereproduceerd.
Het Fort bij Velsen pal aan het Noordzeekanaal is als enige in de regio in particulier bezit. Het fort is in 1983 voor de helft gesloopt, wat de opmaat betekende tot de beschermde status van de Stelling van Amsterdam met als hoogtepunt in 1996 plaatsing op de lijst Unesco Wereld Erfgoed.
Vlak voor het Fort aan de Sint Aagtendijk doorsnijdt de A9 de liniedijk tussen dit fort en het Fort Zuidwijkermeer. Het Fort aan de Sint Aagtendijk heeft een unieke vooruitgeschoven, betonnen frontcaponnière voor flankerend vuur, die via een poterne met het voorgebouw is verbonden. Het Vleesfort is de bijnaam van het Fort Zuidwijkermeer vanwege de aanwezigheid van een dubbele kelder voorzien van geglazuurde tegels bedoeld om vlees op te slaan.
Het Fort bij Veldhuis, ten oosten van Heemskerk is genoemd naar de nabijgelegen boerderij Groot Veldhuis aan de Hoge Dijk. Het Fort aan den Ham is pas later in de plannen van de Stelling opgenomen vanwege de aanleg van de spoorlijn Amsterdam-Alkmaar en de naastgelegen Rijksweg. Tussen 1998 en 2008 werd een deel van het fort beschikbaar gesteld aan de Royal Air Force Association. Dit ‘clubhuis’ werd op 8 april 1998 officieel door ZKH Prins Bernhard geopend. In de rechter keelkazemat van het Fort bij Krommeniedijk is boven een geschutsopening een veldgezicht geschilderd dat diende om de vuurrichting te kunnen bepalen bij slecht zicht. Op de muren naast het geschut staan de vuurgegevens.
Het Fort bij Markenbinnen lag relatief geïsoleerd ten opzichte van de andere forten. Er bestonden geen directe verbindingswegen met de naast gelegen forten bij Spijkerboor en bij Krommeniedijk. Net ten oosten van het fort ligt een nevenbatterij. De westbatterij bij het dorp Markenbinnen is gesloopt.In het Oer-IJ-gebied tussen Krommeniedijk en het Noordzeekanaal liggen als groene bobbels verscholen in het landschap de kruitmagazijnen bij de Dam, bij de Nieuwendijk, bij de Steenen Paal en bij de Poel.
Het voormalige Oer-IJ-gebied met haar laaggelegen veenweidegebieden en droogmakerijen leende zich bij uitstek om opgenomen te worden in een verdedigingslinie die gebruikt maakte van het oudste verdedigingsmiddel dat Nederland kent: water. Aan de buitenrand van de Stelling moesten uitgestrekte terreinen onder water kunnen worden gezet. De onder het zeeniveau gelegen, vrijwel vlakke veenweiden als de Uitgeesteren Heemskerkerbroekpolder en de Krommenieër Woudpolder werden hiervoor ingezet. Ook de vlakke meerbodems van droogmakerijen als het Wijkermeer, Starnmeer en de Beemster waren zeer geschikt.
-
Tussen Assendelft en Beverwijk-Heemskerk kwam een dubbele verdedigingslinie te liggen. Zowel de Assendelver Zeedijk, (de Assendelver Zeedijk was vóór de afsluiting van het IJ onderdeel van de zuidelijke zeewering van het Noorderkwartier en is nu een slaperdijk die zich uitstrekt van Nauerna tot aan de vroegere Nieuwendam in de Crommenije bij Busch en Dam) de oude oostoever van de Cromme IJe (op oude kaarten komt de benaming Cromme IJe voor.
Tegenwoordig wordt dit geschreven als Crommenije), als de van oorsprong middeleeuwse Sint Aagtendijk – de voormalige westoever – werden gebruikt. Het inundatieveld kwam zo ver mogelijk westwaarts te liggen, bij de Sint Aagtendijk. Wanneer de vijand door deze eerste linie zou breken, kwam ze voor de tweede verdedigbare dijk te staan. Tevens kwam op deze manier een deel van de Wijkermeerpolder binnen de Stelling te liggen. Dit zeekleigebied diende als akkerbouwgebied en kon de bevolking en de verdedigers tijdens een belegering van voedsel voorzien zonder aanvoer van levensmiddelen van buitenaf.
Net als bij de Haarlemmermeerpolder werd dwars door de Wijkermeerpolder een dijk aangelegd, zodat niet de hele polder onder water zou worden gezet en een deel beschikbaar bleef voor akkerbouw. Om bij inundatie het water te keren werden aparte liniedijken aangelegd. Op het traject tussen het kruitmagazijn aan de Dam, Fort aan den Ham en Fort bij Krommeniedijk loopt de liniedijk parallel aan de oude Lagendijk. De oude Lagendijk diende oorspronkelijk om de getijdenwerking in de Cromme IJe op te vangen, maar verloor haar functie sinds de aanleg van de Nieuwendam en zakte langzaam weg .
Forten: gevolgen voor natuur en landschap
De forten en omliggende terreinen zijn vaak pareltjes voor natuurliefhebbers. De natuur op de forten verschilt in sterke mate van die in de omgeving. Dit heeft te maken met de ontstaansgeschiedenis, de verschillende opgebrachte grondsoorten, het reliëf en verschillen in beheer. Voor het verstevigen van de ondergrond van de forten maakten de bouwers gebruik van kalkrijk duinzand dat vrijkwam bij de aanleg van de Vissershaven in IJmuiden. Hier bovenop kwam een afdeklaag te liggen, waarvan de grond vermoedelijk afkomstig was uit de Wijkermeerpolder of een van de andere IJpolders.
Zelfvoorzienende forten
De Stelling van Amsterdam moest met bijna een miljoen mensen een beleg van in ieder geval 6 maanden kunnen volhouden. De forten en bijbehorende fortwachterswoningen waren grotendeels zelfvoorzienend. Net buiten de fortwachterswoning stond een put waarin regenwater werd opgevangen, dat de bewoners met een zwengelpomp konden oppompen. Het vuile water ging via een zinkput de sloot in. Bij de fortwachterswoning hoorde een moestuin, waar het fortwachtersgezin de eigen groenten, aardappelen en fruit kon verbouwen.
Voorafgaand aan de bouw werd bij elke fort een genieloods gebouwd voor opslag van materialen. In vredestijd werd bijna de gehele inventaris van het fort in deze loods opgeslagen. Ook naast de genieloods stond een waterput. Zinken goten en afvoerbuizen zorgden ervoor dat het hemelwater van het met pannen gedekte dak in de put liep. Aan de put was een pomp bevestigd om water op te pompen. De bevoorrading van de forten verliep via depots in sectorparken en groepsparken.
Binnen de sector Amsterdam lagen centrale voorzieningen zoals kruitfabrieken, een waterpomp- en zuiveringsinstallatie in de Riekpolder te Sloten bij het Nieuwe meer, het Rijkskledingmagazijn en het Rijksmagazijn voor Geneesmiddelen. In de graansilo Korthals Altes aan de oostzijde van het IJ moest voldoende graan opgeslagen liggen om de bevolking en de soldaten tijdens een belegering te kunnen voeden. De Centrale Bakkerij aan de Oostenburgervaart in Amsterdam was gerealiseerd met overcapaciteit en moest tijdens de belegering brood leveren aan de binnen de Stelling teruggetrokken militairen.
Onder de kazematten van Fort Zuidwijkermeer zijn kelders aangelegd, afgewerkt met geglazuurde tegels. Deze koele kelders waren bedoeld voor de opslag van levensmiddelen, vooral vlees. De bevoorrading vond plaats via het Noordzeekanaal en vanuit dit fort werden de andere forten in de omgeving bevoorraad. Keuken, reinigingslokalen en privaten in de forten ontvingen hun water uit reservoirs die aan het plafond hingen. Deze reservoirs werden vanuit de waterkelders met handpompen gevuld. De waterkelders werden gevuld met regenwater dat via druipkokers vanaf het dak werd aangevoerd. Door het regenwater door een zuiverings- en ontijzeringsinstallatie te pompen werd het als drinkwater geschikt. Bij de oudere forten zorgde de zandlaag op het dak van het fort voor een natuurlijke filtering van het water.
Herbestemming van de forten
Vanuit de forten is nooit daadwerkelijk gevochten. Wel heeft de Stelling van Amsterdam na haar voltooiing tijdens verschillende periodes een militaire functie gehad. Tijdens de Eerste Wereldoorlog en in 1939 werden de forten tijdens de mobilisatie in gereedheid gebracht om als het nodig was mee te doen aan de verdediging van ons land, in ieder geval waren er soldaten gehuisvest.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden veel forten door de Duitsers in gebruik genomen en hierna hebben verschillende forten in 1945 en 1946 als gevangenis gediend voor politieke delinquenten. Aanvankelijk waren alle forten aangemerkt als ‘vestingwerk van de eerste klasse’. In 1926, kort nadat de Stelling was opgenomen in de Vesting Holland, zakten bij een herziening van de classificatie de meeste forten af naar de tweede of derde klasse. Na de Tweede Wereldoorlog volgde degradatie tot ‘vestingwerk van geene klasse’. De formele opheffing was slechts een kwestie van tijd.
Tussen 1951 en 1963 zijn alle forten uit hun functie ontheven en verloor de Stelling van Amsterdam haar defensieve taak. De forten bleven aanvankelijk in gebruik bij het leger. De bemanning werd veelal teruggebracht tot één fortwachter met zijn gezin. De forten dienden hoofdzakelijk als opslagplaatsen voor onder andere munitie. Erg geschikt waren ze hiervoor niet vanwege hun hoge vochtigheid en Defensie stootte ze af aan de Dienst der Domeinen. Zij droeg de forten over aan andere onderdelen van de rijksoverheid zoals Rijkswaterstaat of Staatsbosbeheer.
Veel forten kwamen in handen van natuurbeschermingsorganisaties zoals Natuurmonumenten en in het noordwestfront de Stichting Landschap Noord-Holland. Enkele forten werden verkocht aan provincies en gemeenten en een enkele keer aan particulieren. De dijken en wallen die de landschappelijke hoofdlijnen van de Stelling vormden zijn minder ingrijpend van eigenaar of gebruiker gewisseld. Bijna 90 procent van de totale lengte was, vanwege de civiel-waterstaatkundige functie, altijd al in eigendom of beheer bij waterschappen en gemeenten, die delen ervan aan boeren verpachtten. Daarin is weinig veranderd.
De speciaal voor de Stelling aangelegde wallen, circa 20 kilometer lang met als belangrijkste voorbeeld de Geniedijk in de Haarlemmermeer, zijn hoofdzakelijk overgenomen door gemeenten. De inundatiegebieden en het land binnen de verboden kringen waren reeds civiel gebied dat, binnen militaire restricties, gewoon gebruikt kon worden. De smalle strook in het westen, tussen de Stelling en de duinen van Heemskerk tot Heemstede is verstedelijkt. Dat de uitbreidingen niet over de linie heen zijn gesprongen is met name te danken aan de beschermende werking van de geluidscontour van Schiphol. De noordzijde van de Stelling is redelijk opengebleven.
Dankzij de Unesco Werelderfgoedstatus van de Beemster, lijkt openheid hier gewaarborgd. Over de Wijkermeerpolder is voorlopig besloten dat ze in gebruik blijft voor agrarische doeleinden en natuur. Lange tijd werd er niets gedaan met de Stelling. De ruimtelijke dynamiek in de Randstad was zo groot dat het militaire landschap van de Stelling langzaamaan werd aangetast. Een ommekeer in het bewustzijn trad op tussen 1978 en 1983 naar aanleiding van ontwikkelingen rond het Fort bij Velsen. Nadat Defensie in 1975 stopte met munitieopslag in dit fort, verkocht Domeinen het fort in 1979 voor f 755 000,00 aan een particuliere ondernemer – bunkersloper Kruk wilde een jachthaven. Met een sloopvergunning van de gemeente Beverwijk op zak, liet Kruk het fort in 1983 grotendeels slopen. De provincie realiseerde zich dat de Stelling een waardevol erfgoed was en dat het voortbestaan ervan niet langer vanzelfsprekend was. Als ze niet wilde dat de Stelling verdween, moest ze in actie komen.
De sloop van het Fort bij Velsen werd stilgelegd en de provincie boog zich over de toekomst van de Stelling van Amsterdam. De Stelling werd provinciaal en later nationaal monument. In 1996 volgde plaatsing op de lijst van Unesco Werelderfgoed. Bescherming alleen was echter niet genoeg voor het behoud van dit waardevolle militair erfgoed. Monumenten die ongebruikt staan, takelen langzaam af. Een meer functionele bescherming was gewenst: geen bevriezing van de ‘oorspronkelijke’ toestand, maar bescherming door gepaste ontwikkeling werd het provinciaal beleid vanaf 1987. Dit getuigde tegelijkertijd van continuïteit, want ook in haar militaire leven werd de Stelling regelmatig aangepast aan veranderende omstandigheden.
De ‘partners’ van de provincie bij het behoud van de Stelling waren het natuurbehoud, het nuttig gebruik en recreatie en toerisme. Het behoud van de gebouwen en forten van de Stelling van Amsterdam vond plaats langs twee lijnen: bescherming en herontwikkeling. In de stad Amsterdam hebben veel onderdelen van de Stelling een nieuw leven gekregen. In het vroegere Rijks Magazijn van Geneesmiddelen is tegenwoordig het hoofdkantoor van woningcorporatie Het Oosten gevestigd, de Rijksakademie van Beeldende Kunsten is in de voormalige Kavaleriekazerne aan de Sarphatistraat getrokken en de graansilo Korthals Altes aan het IJ is verbouwd tot woningbouwcomplex. Ook verschillende forten werden opgeknapt door vrijwilligers of door de Stichting Herstelling en kregen één voor één een nieuwe functie.
Binnen het gebied van het voormalige Oer-IJ treffen we een keur aan nieuwe bestemmingen aan. Het Fort aan de Sint Aagtendijk heeft al langere tijd een functie als pop- of muziekfort en is door Stadsherstel gerestaureerd. De voormalige soldatenverblijven zijn omgebouwd tot geluiddichte oefenruimtes en ruimtes voor workshops en cursussen. Regelmatig worden er concerten gegeven en de gebruikers, Wil en Simone Groenendijk, willen een terras aan het water realiseren.
Het Luchtoorlogmuseum Aircraft Recovery, een initiatief van Johan Graas, is gevestigd in het Fort bij Veldhuis. Tevens is er een vaste expositie van de Stichting Icarus et Mars in het kruitmagazijn bij de Steenen Paal in de Assendelver Zeedijk. Lange tijd lagen in het Fort Zuidwijkermeer films opgeslagen van het filminstituut Eye. Tegenwoordig gebruiken Latif Elmessoussi en René Koelman van Bourgondisch Lifestyle de betegelde kelders van het voormalige vleesfort voor de opslag en rijping van kazen.
Het Fort aan den Ham wordt gerund door een groep enthousiaste vrijwilligers. Van april tot oktober is het fort iedere woensdag geopend. In de soldatenverblijven zijn verschillende exposities ingericht zoals ‘Nederland in bezettingstijd ’40-’45’, inundaties, militaire communicatie, de Linie van Beverwijk en de ‘de vergeten oorlog in Indië’.
Recentelijk is Fort bij Krommeniedijk door de Stichting Herstelling verbouwd tot woonruimte voor autistische jongvolwassenen en een bezoekerscentrum van de Stelling van Amsterdam, gericht op natuur en het strategische landschap van de Stelling. De nieuwe naam van het fort is Fort Kíjk. Ook is er een nieuwe fortwachterswoning gebouwd, ontworpen door Piet Hein Eek. Elk jaar worden de weilanden rond dit fort in het voorjaar onder water gezet, dit trekt grote aantallen vogels aan.