-
ls je op een mooie dag door het weidelandschap van Uitgeest en Akersloot richting Alkmaar fietst, dan zie je vrijwel nergens dat je in een streek bent waar de vroegste ontwikkeling van de molenindustrie is begonnen. Slechts hier en daar tref je verborgen sporen aan uit een bijna verloren verleden.
Erfgoedpark De Hoop aan het Uitgeestermeer probeert zo goed en zo kwaad als kan de herinnering levend te houden aan de uitvinding van de windhoutzaagmolen door Cornelis Cornelisz. van Uitgeest. Deze ‘schamel huysman’ uit het gelijknamige dorp ontving tevens een octrooi voor zijn constructie van een kollergang in een windoliemolen: een tweetal aan elkaar gekoppelde, verticaal staande kantstenen die rollend over een horizontaal geplaatste molensteen werden bewogen.
Dit mechanisme verving de stampers voor het pletten van oliezaad. In Alkmaar wijzen straatnamen als Baangracht en Touwslagerstraat nog op een maritiem bedrijf dat hier eens van veel betekenis was. Verder wordt alleen nog tijdens archeologisch onderzoek incidenteel iets aangetroffen dat naar dit roemrijke verleden verwijst.
Langs de Zaan zijn nog volop resten van de oude nijverheid en handel aanwezig, zoals windmolens, pakhuizen en rijke koopmanshuizen. In het Guisveld achter station Wormerveer kun je als je goed kijkt nog oude vijverlanden ontdekken, het waterzuiveringssysteem van witpapiermolens. Het zijn weilanden waarin naast elkaar verschillende greppels zijn uitgegraven waarin water stroomde dat vanaf twintig meter diepte met kleine petmolentjes werd opgepompt. In de greppels bezonken de ongerechtigheden uit het water en – nadat het zand ook nog eens door een zandbak en een laag vilten dekens was gepompt – kon het worden gebruikt om witpapier te maken.
-
Een belangrijke voorwaarde voor deze innovatieve ontwikkeling in het noordelijk deel van het Oer-IJ-gebied was de gunstige ligging ten opzichte van de toenmalige waterwegen. Via het Wijkermeer, de Schermer en de Beemster konden schepen dit gebied zonder problemen bereiken en verlaten. Een belangrijk deel van de bevolking vond dan ook al vroeg haar bestaan in de binnenvisserij en de binnenvaart.
Daaruit is omstreeks 1500 de zeevaart voortgekomen. Uitgeest, Akersloot, De Rijp en Graft bijvoorbeeld waren voorheen zeevarende dorpen. Zo werd Dirck Symenszoon uit Uitgeest in 1628 door de Staten-Generaal uitgezonden om met twaalf schepen de Portugezen in Brazilië aan te vallen. Ook hij keerde net als Piet Hein dat jaar terug met een rijke buit. Bij opgravingen in Akersloot is goedkoop aardewerk uit Denemarken aangetroffen, dat door zeelui die op de Oostzee voeren was meegenomen naar Noord-Holland (zie het hoofdstuk ‘Akersloot wereldwijd’).
Dezelfde opgravingen leverden tevens zeer fraaie borden op uit Frankrijk en Italië. Ook deze kunnen in verband worden gebracht met de handelsvaart op Europese havens vanuit dit deel van het Oer-IJ-gebied. Het is dan ook geen toeval, dat verschillende van de industriemolens die hier al vroeg in bedrijf werden genomen, producten voortbrachten die bestemd waren voor de scheepsbouw: de hennepklopper beukte hennepvezels waarmee zeildoek, touwwerk en visnetten werden gemaakt en de houtzaagmolen zaagde hout voor de bouw van schepen.
-
De dorpen langs de Zaan en de Nauernasche Vaart bleven vanuit het IJ wel goed bereikbaar. Mede daardoor kon vooral dit deel van de Zaanstreek met West- en Oost-Zaandam als meest bevolkte en bedrijvige deel zich verder ontwikkelen. De belangrijkste maritieme activiteiten waren de handel op de Oostzee en de walvisvaart op de Poolzee. Ook de Zaanstreek heeft veel zeevaarders voortgebracht, zoals Claes Compaan uit Oostzaan. Hij was een beruchte piraat die vele schepen beroofde van hun kostbare lading, maar in grote armoede stierf. En ook in de Zaanse bodem worden scherven van Deens aardewerk en dure importen uit Italië en Frankrijk aangetroffen.
-
Andere belangrijke afnemers waren Amsterdamse kooplieden aan wie Zaans witpapier, zaadolie en verfstoffen werden verkocht. Hoewel ook in Uitgeest, Graft-De Rijp en Alkmaar de hennepnijverheid en verschillende soorten industriemolens tot ver in de 18e eeuw van betekenis bleven, beschouwt men de Zaanstreek vanwege de meer dan elfhonderd molens die hier in totaal hebben gestaan, als het mondiale epicentrum van de molenindustrie.
Dankzij de inzet van wind als goedkope en duurzame energiebron, gecombineerd met een hoogstaande molentechniek, leverde de Zaanse economie een buitengewone bijdrage aan de welvaart in ons land tijdens en na de Gouden Eeuw. Bovendien vormde Europees gezien de windmolenindustrie met de watermolenindustrie een essentiële schakel in de langdurige overgang van het ambachtelijke kleinbedrijf naar het industriële grootbedrijf.
Tussen stad en platteland
Wat in het Zaanse en veengebied en op het Schermereiland in de vroegmoderne periode ontstond, was een hybride samenleving die ergens tussen het agrarische platteland en de maritieme, handeldrijvende nijverheidsstad was blijven steken.
-
Veruit de belangrijkste exportbedrijven waren de houtzagerijen, de scheepsbouw, de zeildoekweverijen, de olieslagerijen en de papiermakerijen. Geschat kan worden, dat deze bedrijven omstreeks 1700 aan minstens de helft van de Zaanse beroepsbevolking werk hebben verschaft. De zeildoekweverij maakte voor het hekel-, spin- en weefwerk zelfs gebruik van ver buiten de Zaanstreek wonende en in deeltijd werkende loonarbeiders. De Zaanse scheepsbouw onderscheidde zich vooral door massaproductie van goedkope fluitschepen. Daardoor werd zij de grootste exporteur van zeeschepen in ons land. Het bedrijf met de meeste industriemolens was de houtzagerij. Vanaf omstreeks 1630 was de Zaanstreek samen met Amsterdam de dominante houtmarkt van ons land.
De kwaliteit van het Zaanse schrijfpapier tot slot stond internationaal zo hoog aangeschreven, dat de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring van 1776 hierop is geschreven. Dit alles werd mogelijk gemaakt door ondernemende Zaankanters met hun vele werklieden, die de industriewindmolens draaiend hielden.
Van windmolen naar stoommachine: de tweede energietransitie
De tweede energietransitie – de overgang van windmolen naar stoomfabriek – voltrok zich in de Zaanstreek later dan in andere molencentra in ons land.