Waterweg de Schulpvaart ten oosten van de Limmerbrug bij Limmen.
In een deltalandschap is water nooit ver weg, zoals in de eerste plaats drinkwater. In de Vroege Middeleeuwen was drinkwater makkelijk te putten uit de ondergrond en uit de meeste waterlopen. De zoute invloed van de zee via het Oer-IJ was in deze periode miniem. Sinds mensenheugenis was water tevens van belang als regionale verkeersader. Het restant van het Oer-IJ vervulde daarbij nog steeds een hoofdrol.
Gedegradeerd tot een brede veenstroom genaamd de Deije of Die, een naam die verwant is aan het woord ‘IJ’, reikte zij nog steeds tot in het hart van Kennemerland. Hierop takten tal van veenriviertjes aan, die weer in verbinding stonden met smallere sloten. Of er nog kleine stroompjes van het oude Oer-IJ door de duinen op zee afwaterden is onduidelijk. Hun rol kan niet groot geweest zijn, omdat de monding van het Oer IJ al aan het begin van de Romeinse Tijd verzand was.
Kennemerland was over het water de eindbestemming voor allerlei producten die in de eigen regio niet van nature voorkwamen of waar speciale behoefte aan was. Deze verkreeg men via de Rijnhandel, met Dorestad en Keulen als belangrijke overslagpunten.
De oorsprong van dit handelsnetwerk lag in de prehistorie, zoals blijkt uit goederen uit oudere perioden die men van buiten verkreeg. In de Vroege Middeleeuwen gaat het om maalstenen, slijpstenen, tufstenen bouwmateriaal en metalen voor gereedschappen en sieraden. Verder vonden draaischijfaardewerk en glas hun weg, vaak in combinatie met de meer luxueuze wijn. Ook graan uit Noord-Frankrijk en Duitsland was een welkome aanvulling, zeker in tijden van misoogsten. Wat men voor al deze producten te bieden had, wordt niet of nauwelijks vermeld in historische bronnen.